INPP
De methode gaat uit van het idee dat leer- en gedragsproblemen ontstaan door onvolgroeide reflexen. Door de juiste oefeningen uit te voeren, kunnen deze reflexen zich alsnog ontwikkelen, waardoor de problemen afnemen en zelfs geheel verdwijnen. Medicijnen zijn hier niet nodig.
Bij INPP kijken we naar de oorzaken achter het leerprobleem en trachten deze aan te pakken door een bewegingsprogramma. De -reflex -integratie -therapie dient dagelijks te worden uitgevoerd thuis, onder begeleiding van de ouder(s). Het bestaat uit hele eenvoudige en repetitieve oefeningen.
Wij kunnen helpen met;
- leesproblemen
- schrijfmoeilijkheden
- dyslexie, dyscalculie
- dyspraxie (DCD)
- ADD
- ASS
- (faal)angst, gebrek aan zelfvertrouwen
Neuromotorische onrijpheid
Een INPP-therapeut zal zoeken naar symptomen van “neuromotorische onrijpheid”. In Chester gebruikt men de term Neuro Developmental Delay (NDD).
Neuromotorische onrijpheid
Met deze term beschrijven we het overslaan of niet goed doormaken van een vroege ontwikkelingsfase. Elke voldragen baby wordt geboren met een set van primitieve of survival reflexen die worden geïntegreerd door het steeds volwassener wordende brein van een kind in ontwikkeling. Primitieve reflexen verdwijnen gedurende het eerste levensjaar. Door moeilijkheden tijdens de zwangerschap, geboorte en de eerste levensmaanden zou het kunnen dat het kind een andere start krijgt in het leven. Het kan dat de primitieve reflexen niet ten volle worden doorleefd en dus nog blijven nazinderen in het lichaam van een 7 jarige (of ouder). Dan houden deze primitieve reflexen, die een neuromotorische onrijpheid markeren, het motorisch en cognitief ontwikkelen van het kind tegen.
Op langere termijn kan dit resulteren in frustratie, hyperactiviteit, hypersensitiviteit, onderpresteren.
Kortom het kind is niet meer gemotiveerd om naar school te gaan, huiswerk te maken of voelt dat zijn inspanningen niet worden beloond. Elke reflex kan een weerslag hebben op een bepaald domein. De ene beïnvloedt het handschrift, de andere zit het stilzitten in de weg of zorgt ervoor dat het kind nog steeds in bed plast…
In een notedop
- Tijdens het leven in de baarmoeder ontstaan de primitieve reflexen
- Primitieve reflexen huizen in de hersenstam, een zeer rudimentair deel van de hersenen
- Primitieve reflexen helpen het kind geboren worden en zouden aanwezig moeten zijn in een voldragen baby vanaf de geboorte
- Primitieve reflexen verdwijnen tijdens het eerste levensjaar door het steeds rijper worden van het brein. Posturale reflexen komen op
- Posturale reflexen ontwikkelen zich gedurende de eerste 3,5 jaren en zorgen voor het automatiseren van bewegingen, (rechtopstaande) controle, evenwicht en houding
- Hoe meer primitieve reflexen er nog zijn, hoe meer er sprake is van NDD of neuromotorische onrijpheid van het centraal zenuwstelsel
Reflexen
Houdingsreflexen
De posturale reflexen ook wel houdingsreflexen genoemd ontwikkelen zich na de geboorte en blijven de rest van ons leven bij ons. Andere bekende posturale reflexen zijn de Amphibie en de Segmentale Rol Reflex (SRR). Door een gedeeltelijke afwezigheid van Posturale reflexen hebben deze zeer veel invloed op leerproblemen en de prestaties op school. Hoofdrechtingsreflex (HRR) Als laatste reflex wordt het Hoofdrechtingsreflex behandeld welke juist aanwezig moet zijn en blijven vanaf 10 maanden na de geboorte. Deze reflex zorgt ervoor dat wanneer het lichaam van positie veranderd het hoofd automatisch in de verticale stand blijft staan. Alleen wanneer dit zo is kunnen de ogen zich goed focussen omdat het beeld dan stil blijft staan. Hierdoor wordt de concentratie beter en ook het geheugen. Wanneer deze reflex afwezig blijft, zal het kind moeite hebben zijn ogen op hetzelfde punt en dezelfde afstand te focussen. Ook zal het kind veel problemen hebben met de houding zoals bijvoorbeeld het 'recht' zitten op een stoel.Hierdoor zal de leesvaardigheid beïnvloed worden. Ook heeft het kind dan moeite met zijn balans, omdat zijn wereld om hem heen lijkt te draaien. Het is gebleken dat vele kinderen vaak ten onrechte hyperactief worden genoemd, of dat men denkt dat ze dyslectisch zijn. Vaak blijkt dat de bovengenoemde symptomen met de verdere ontwikkeling van de posturale reflexen vanzelf verdwijnen.
Hoofdrechtingsreflex (HRR) en Labyrinth hoofd rechtingsreflex (LRR)
De ontwikkeling van posturale reflexen vindt plaats in de postnatale motorische ontwikkeling. De eerste taak voor een kind is zijn hoofd en spiertonus te leren beheersen, voordat verdere gecontroleerde willekeurige beweging mogelijk is.
Primitieve reflexen
Een reflex is een automatische reactie. De functie van deze reflexen is om de ontwikkeling en overleving van een baby te waarborgen. Normaal gesproken ‘groeien’ deze reflexen uit het systeem als ze niet meer nodig zijn. Reflexen die niet verwerkt zijn, brengen allerlei symptomen met zich mee.
Het INPP werkt met neurologische reflexen, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen de primitieve reflexen (primaire reflexen) en posturale reflexen (houdingsreflexen).
Eind jaren zestig werden de primitieve en posturale reflexen opnieuw ontdekt. Peter Blythe zou in die tijd samen met een van zijn studenten, David McGlown, kinderen bestuderen met specifieke leerproblemen. Deze kinderen zouden later door hen gediagnostiseerd worden met Neuro OntwikkelingsVertraging (NOV). Een cluster van primitieve reflexen heeft ervoor gezorgd dat zij bepaalde leerproblemen hebben ontwikkeld.
Deze ontdekking laat Blythe niet los, en vanaf 1969 sleutelt hij aan een methode om deze primitieve reflexen te verwerken. In 1975 richt hij daartoe het Institute for Neuro Physiological Psychology (INPP) op.
Blythe’s methode is in eerste instantie bedoeld voor kinderen met specifieke leerproblemen rond de leeftijd van 8 jaar. Die leeftijd is belangrijk omdat dan de hogere delen in de hersenen gemyeliniseerd zijn. Dit betekent dat er sneller informatie uitgewisseld kan worden tussen de lagere en hogere delen van de hersenen. Ook komt er rond het achtste levensjaar een einde aan de lateralisatiefase. Dat houdt in dat er in de ontwikkeling van het kind een dominantie of specialisatie is ontstaan in de linker- of rechterhersenhelft. Dat bepaalt onder meer of iemand links- of rechtshandig is. Kortom het is een moment binnen de neuromotorische ontwikkeling waarop een kind in bepaalde opzichten volgroeid is. Dat maakt het een gunstige leeftijd om kinderen te behandelen.
Centraal in de methode staat het testen van de neuro motoriek (neurologische ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel) op de aanwezigheid van primitieve en posturale reflexen op een medisch verantwoorde basis. Als duidelijk is welke reflexen niet uitontwikkeld zijn, kunnen deze door middel van oefeningen worden uitgewerkt.
Moro
De Moro reflex ontwikkelt zich negen weken na conceptie bij de foetus in de baarmoeder. Dit zogeheten alarmreflex maakt ons gevoelig voor gevaar. Het reflex is duidelijk te zien bij een pasgeborene wanneer er plotseling een hard geluid wordt gemaakt. De baby neemt dan een snelle inademing en gooit zijn armpjes wijd uiteen. Wanneer de armen dan weer over de borst bijeen komen schreeuwt de baby moord en brand. Op deze manier roept de baby om hulp. Deze reflex zou getransformeerd moeten worden in een volwassen schrikreactie rond 13 weken na de geboorte. Het kind gebruikt dan zijn zintuigen om de oorzaak van het potentiële gevaar op te sporen en kan daarop een intelligent besluit nemen: moet ik hier bang voor zijn of niet? Bij deze volwassen schrikreflex zie je een snelle inname van lucht, knipperen met de ogen, optrekken van de schouders en het vaststellen van de oorzaak van de bedreiging. Omdat een pasgeboren baby nog niet zelf kan vaststellen of de bedreiging echt gevaar voor hem oplevert, gaat zijn lichaam direct in de urgentiestaat. Hierbij sturen de hersenen een seintje naar het hormoonsysteem dat er direct adrenaline en cortisol afgescheiden moeten worden. Deze twee stoffen zijn eigenlijk bedoeld om infecties en allergieën te bestrijden.
Het effect
Wanneer het kind deze Moro niet transformeert naar de volwassen schrikreflex, dan zal dit kind telkens een overproductie aan cortisol en adrenaline in zijn lijf rondpompen. Dit zorgt ervoor dat hij na verloop van tijd hypergevoelig wordt in één of meer van de zintuiglijke kanalen. Hierdoor kan hij overladen worden door allerlei prikkelingen: hij heeft last van allergieën of is overgevoelig voor bepaalde voedingsstoffen of medicijnen, voor licht (bijvoorbeeld het flikkeren van TL verlichting), voor geluid (hoort alles wat er om hem heen gebeurt en moet daar op reageren), is vaak verkouden of heeft last van bronchitis of keel- en oorproblemen. Hij verbrandt sneller zijn bloedsuikers dan anderen. Vaak heeft dit kind last van gemoedschommelingen en kan hij veranderingen en kritiek niet goed verdragen. Een ‘Moro’ kind heeft vaak een lage eigenwaarde en weinig zelfvertrouwen. De Moro kan door de juiste reflexintegratie en de bijbehorende oefeningen geremd worden.
STNR
De Asymmetrische Tonische Nekreflex (atnr) komt tevoorschijn rond 4 tot 4 1/2 maand in de zwangerschap. Dit is vaak het moment waarop wordt aangegeven dat de baby is begonnen met schoppen.
Dit reflex staat aan de basis van de hand-oogcoördinatie; wanneer de baby naar zijn handje kijkt en dan zijn hoofdje draait, gaat de arm zich strekken en volgen de ogen het handje.
Op deze manier leert het kind zijn ogen op een verdere afstand te focussen. Wanneer dit reflex 6 maanden na de geboorte nog aanwezig is, zal het kind moeite hebben met het ontwikkelen van een voorkeur voor links- of rechtszijdigheid.
Dit beïnvloedt lateraliteit, balans, evenwicht en coördinatie. Een niet ontgroeide ATNR brengt algemene concentratie problemen mee. Door wisselende lateraliteit (chaos in het systeem) komt het kind niet tot automatiseren, ook bemoeilijkt dit het schrijven (harde druk op de pen, slordig schrijven.)
Bij de ogen heeft het kind problemen met het volgen van de letters en woorden van links naar rechts en bij het fixeren, waardoor leesproblemen kunnen ontstaan.
Bij de oren kan er sprake zijn van auditieve vertraging en verwarring. Dit komt door het wisselen van oordominantie. Het kind hoort wisselend met het rechteroor en dan weer met het linkeroor. Bij (snel) spreken worden de woordfragmenten verwisseld (dysgrammatisme).
Het effect
Geen oog dominantie op verre en nabije afstand zal een grote factor zijn in de lees-, schrijf-, en spelmoeilijkheden. Ook bij kinderen met schrijfproblemen is deze reflex vaak nog steeds aanwezig.
Wanneer men deze kinderen vraagt om een woord mondeling te spellen kunnen zij dit prima, maar wanneer men ze vraagt om hetzelfde woord op te schrijven lukt hen dat niet. Want telkens wanneer het hoofd draait om naar de hand te kijken die gaat schrijven, wil die arm zich gaan strekken en de hand gaan openen, waardoor de pen op een krampachtige en onvolwassen manier wordt vast gehouden.
Deze kinderen zijn dan zo bezig met de mechaniek van het schrijven dat ze daardoor de informatie van hun oren en ogen niet op papier kunnen krijgen. Het heeft niets te maken met intelligentie. Deze kinderen raken erg gefrustreerd, omdat ze weten dat ze dit zouden moeten kunnen.
De Asymmetrische Tonische Nekreflex kan door de juiste reflexintegratie en de bijbehorende oefening geremd worden, hierdoor heeft het kind geen hinder meer door de gevolgen van de ATNR.
TLR
Er zijn twee vormen van het Tonische Labyrintreflex: een voorwaarts en achterwaarts reflex.
De voorwaartse reflex komt tevoorschijn in de baarmoeder, wanneer het hoofdje door de baarmoederwand naar voren wordt geduwd. Doordat de baby zich dan in de foetushouding trekt, kan hij/zij optimaal groeien. Rond 4 maanden na de geboorte moet deze reflex onder controle zijn gebracht van een hoger deel van de hersenen.
De achterwaartse reflex komt tevoorschijn wanneer de baby geboren gaat worden en het hoofdje de spildraai naar achteren moet maken, waardoor de armen en benen zich strekken en het kind geboren kan worden. Deze reflex zal langzaam onder controle gebracht worden, terwijl de Symmetrische Tonische Nekreflex en de posturale reflexen zich ontwikkelen.
Wanneer de Tonische Labyrintreflexen niet op de juiste tijd geremd worden zullen zij telkens het evenwicht uit balans brengen, en daarmee ook alle interacties met andere zintuiglijke systemen. De hoofdrechtingsreflexen zullen niet goed tot ontwikkeling kunnen komen en daardoor zullen de oogbewegingen gestoord worden.
Het effect
Het kind dat nog een tonische labyrint reflex heeft zal bij het lopen geen goede balans vinden, omdat bij elke beweging voor- of achterwaarts van het hoofd de spierspanning in rustpositie (spiertonus) verandert en zo het kind uit evenwicht brengt. Het kind heeft geen vast referentiepunt in de ruimte, waardoor het moeilijk wordt om afstand, ruimte, snelheid of diepte te schatten. Hierdoor zal het ook lastig zijn om links van rechts of voor van achter te onderscheiden.
Wanneer één segment van het systeem niet goed werkt zal het ook andere systemen storen. Zo zullen dan de ogen niet goed kunnen functioneren wanneer het evenwicht niet goed functioneert en omgekeerd. Het kind zal dit als normaal ervaren, omdat het nooit anders gewend is geweest.
Kinderen met een nog aanwezig TLR zijn vaak niet erg sportief, omdat zij onbewust weten dat hun evenwicht niet goed is. Zij hebben vaak ruimtelijke en visuele problemen en hebben moeite met het aanleren en onthouden van logische volgorden (b.v. de dagen van de week, de tafels, moeite met het leren klokkijken, het kunnen organiseren van de dagelijkse taken).
De tonisch labyrint reflex kan door de juiste reflexintegratie en de bijbehorende oefening geremd worden, hierdoor heeft het kind geen hinder meer door de gevolgen van de TLR.
STNR
Eén van de transitionele reflexen die men bij kinderen met leer- of gedragsstoornissen ziet is de Symmetrische Tonische Nekreflex (stnr). Deze reflex komt tevoorschijn rond 6-8 maanden na de geboorte en moet geïnhibeerd zijn rond 10 maanden na de geboorte.
Deze reflex zorgt ervoor dat de baby op handen en voeten omhoog komt om te gaan kruipen. Voordat de baby gaat kruipen zal hij de ‘kat’-positie aannemen: armen gestrekt en billen rustend op de onderbenen. Wanneer het kind zijn hoofdje omlaag beweegt buigen de armen tot het hoofd op de grond rust en de billen komen de lucht in. Wanneer het hoofdje opgetild wordt strekken de armen zich en zakken de billen weer op de benen.
Deze reflex verdeelt het lichaam in een bovenste en onderste helft die tegengesteld werken: wanneer de bovenste helft gestrekt is kan de onderste helft zich buigen en omgekeerd. Dit is het moment waarop het kind leert zijn ogen te focussen van veraf naar dichtbij en omgekeerd.
Het effect
Schoolkinderen waarbij de stnr nog steeds aanwezig is, zullen de volgende problemen ondervinden: zij zitten vaak op één of beide benen tijdens het werken om zo én hun armen én hun benen gebogen te houden. Of ze "hangen" in hun stoel: benen gestrekt zodat de armen gebogen kunnen worden. Vaak hebben ze moeite met het overschrijven van het schoolbord in hun schrift, omdat het focussen van de ogen van veraf naar dichtbij en terug veel te langzaam gaat.
Deze kinderen liggen vaak met hun hoofd bijna op de tafel wanneer ze aan het werk zijn. Ook zijn dit vaak de klassiek onhandige kinderen; ze lopen overal tegenop, stoten van alles omver en struikelen nog over hun eigen voeten. Als dit reflex nog aanwezig is in combinatie met de Asymmetrische Tonische Nek Reflex, dan wordt de concentratie wel erg verzwakt: ze moeten proberen om én rechtop te zitten én om een arm en hand te gebruiken die niet mee wil werken.
De Symmetrische Tonische Nekreflex kan door de juiste reflexintegratie en de bijbehorende oefening geremd worden, hierdoor heeft het kind geen hinder meer door de gevolgen van de ster.
Spinale Galantreflex (SGR)
Symptomen bij een nog aanwezige Spinale Galantreflex
Deze reflex is aanwezig bij de geboorte en moet tussen 3 en 9 maanden na de geboorte geremd zijn. Als deze nog aanwezig is kan dat de volgende problemen geven:
- Niet stil kunnen zitten
- Aandacht erbij houden
- Concentratie
- Houding
- Soms bedplassen na het 5e levensjaar
- Kan eventueel bijdrage aan een scoliose van de wervelkolom
- Auditieve verwerkingsproblemen
- Slecht lage tonen kunnen horen
Ook de spinale galant reflex (primitieve reflexen) kan goed behandeld worden in het Reflex Inhibitie Programma. Dit programma kan alleen van start gaan als er een “cluster” van primitieve reflexen aanwezig zijn.
Als de NDT-INPP therapeut dit bepaald heeft kan na het grote neurologische onderzoek van INPP een individueel programma samengesteld worden. Het kind krijgt een oefening mee die speciaal voor het kind ontworpen is. Omdat de remming (inhibitie) dan opnieuw ingezet wordt krijgen de hersenen een tweede kans. De functie is tot zijn recht gekomen ook al is deze later vervuld. De reflex is na het oefenprogramma niet meer in de testprocedure fysiek zichtbaar.
De Spinale Galant reflex is ook zeer belangrijk bij het horen in het bijzonder bij lage tonen. Veel lage tonen worden overgedragen door 'botconductie'.
De spinale Galant reflex kan door de juiste reflexintegratie en de bijbehorende oefening geremd worden, hierdoor heeft het kind geen hinder meer door de gevolgen van de spinale Galant reflex.
Voor meer informatie over de INPP Reflexintegratie therapie en de spinale Galant reflex en andere primitieve reflexen (INPP) kunt u deze websites bezoeken:
www.inpp.be en www.leerproblemen.eu en www.inpp.nl